Devil May Cry is terug van weggeweest! DmC: Devil May Cry was niet waar veel fans op hoopten, dus eigenlijk is het elf jaar geleden sinds we met een échte Devil May Cry aan de slag konden. De grote vraag is dan ook: weet Capcom de franchise weer op de kaart te zetten? En is de serie eigenlijk nog wel toegankelijk in 2019, zonder de context van de eerder delen? Lees verder voor het antwoord van deze Devil May Cry-nieuweling.
Speel als een Machamp
Ik zal heel eerlijk zijn: mijn eerste indruk van Devil May Cry 5 was niet heel positief. Maar ik ben er ook eerlijk in dat dat mijn eigen schuld was. Stiekem wist ik best dat je dit soort games het beste kunt spelen met een controller, maar tóch probeerde ik het spel met muis en toetsenbord te besturen – met aardig wat frustratie tot gevolg. Overigens geef ik niet alleen mezelf de schuld hiervoor: de tutorial is erg onduidelijk. Zo werd mij op een bepaald moment verteld dat ik op Shift moest drukken en tegelijkertijd de linkerstick moest bewegen. Ik weet niet hoe het met Capcoms medewerkers zit, maar zelf identificeer ik me niet als Machamp.
Maar onduidelijke tutorials en slechte pc-besturing terzijde, als je eenmaal een controller aansluit, levert Devil May Cry 5 een fantastische ervaring. Het verhaal is precies wat je mag verwachten van de franchise. Nee, het is niet van een niveau à la God of War of The Last of Us, maar het doet wat het moet doen: het leidt je van vloeiende knokpartij naar vloeiende knokpartij. In het kort draait het verhaal om de demon Urizen, die een soort kwaadaardige boom (de Qliphoth) gebruikt om de hele stad van al zijn bloed te ontdoen.
Knokken als Nero, Dante en V
Want dát doet de game, zoals vanouds, meer dan prima. In Devil May Cry 5 speel je afwisselend als Nero, Dante en de mysterieuze V. Ieder van hen heeft een eigen vechtstijl. Nero vecht met een revolver en zwaard, maar kan ook vijanden naar zichzelf toe trekken met een soort grappling hook – of zichzelf naar vijanden toe trekken als ze te groot zijn.
Maar Nero is ondertussen ook een arm kwijtgeraakt en dit levert een nieuw gameplay-aspect op: zijn robotarmen, ook wel Devil Breakers genaamd. Je kunt verschillende wapens op die arm laten zetten, elk met zijn eigen mechanieken. Zoals we van Devil May Cry gewend zijn, zijn deze over-the-top en soms zelfs hilarisch. Bij dat laatste denk ik vooral aan de Pasta Breaker, die wordt omschreven als Devil Breaker die het eenvoudiger maakt om pasta te eten.
Bepaalde Devil Breakers zijn in bepaalde situaties beter dan andere, maar eigenlijk kun je gewoon de arm inbouwen die jij het lekkerst vindt spelen. Aangezien het behalen van stijlvolle combo’s minstens net zo belangrijk is als overleven in Devil May Cry, is dat erg fijn.
Dante’s gameplay is al net zo over-the-top én flexibel als die van Nero. Hij kan namelijk schakelen tussen vier verschillende melee- en afstandswapens én tussen vier verschillende vechtstijlen. Aan jou de taak om te bepalen welke jij het fijnst vindt. Of je kunt je hele speelstijl centreren om de hoed die vijanden Red Orbs doet uitspuwen. Ik bedoel maar: demonen zien er een stuk hilarischer uit wanneer ze een hoed dragen.
V (niet te verwarren met de protagonist uit Cyberpunk 2077) is wat mij betreft de minste van de drie protagonisten. Hij deelt het grootste deel van zijn damage uit middels opgeroepen demonen. Terwijl die hun werk doen, leest V zelf in zijn poëzieboekje. Zelf moet hij echter de doodsklap uitdelen, want zijn demonen kunnen niet doden. V steekt zijn wandelstok zo nonchalant mogelijk door vijandige demonen die weinig HP hebben.
Wat V wat minder maakt, is dat hij aan de ene kant wat overpowered aanvoelt, maar tegelijkertijd dat de besturing niet helemaal lekker meewerkt. Zijn jaguardemon doet bijvoorbeeld niet altijd wat je denkt tegen hem te zeggen. Ik kan me ergens goed voorstellen dat dit zo bedoeld is: demonen laten zich immers niet zomaar sturen. Ook zorgt dit ervoor dat V nét wat minder krachtig aanvoelt, aangezien je hierdoor minder daadwerkelijke aanvallen kunt afvuren. Op zich kan ik me dus wel voorstellen dat dit geen bugs zijn, maar dan nog: het wordt nooit echt duidelijk gemaakt of dit gedrag hoort op te treden of niet.
De echte minpunten
Goed, V is dus niet het leukst om mee te spelen, maar dat doet niet erg veel af aan de totaalervaring. De actie is namelijk meestal vloeiend en bovendien toegankelijk. De combat is een klassiek gevalletje easy to learn, hard to master: in principe kun je vaak wel wegkomen met button mashing, maar om die dikke combo’s te scoren, moet je echt wel nadenken bij je acties.
Waar ik me overigens wél wat aan stoorde tijdens het spelen van Devil May Cry 5, is het looptempo van de personages. Nero heeft bijvoorbeeld een heel erg flashy renanimatie, wat er heel erg tof uit zou zien – als zijn bewegingssnelheid daarbij zou passen. Maar dat doet die absoluut niet; Nero komt nauwelijks sneller vooruit dan ik aan het einde van een gemiddelde zaterdagavond. Zeker aangezien de personages in de game een stuk rechter lopen dan ik in dat scenario, is dat geen compliment.
Daar komt bij dat de levels soms ietwat simplistisch zijn opgezet. Verkenning van de levels zit er niet écht in – althans niet op zo’n manier dat het echt toevoegt aan de algehele ervaring. Hier had wat mij betreft wat meer in gezeten, want naast de geheime levels is er weinig te beleven. Die verborgen levels zijn leuk om te spelen, want ze bieden meer van die heerlijke combat.
Maar verder zijn de levels af en toe wat monotoon, want je loopt van A naar B en verslaat af en toe een paar hordes demonen. Maar zijstraatjes zouden de boel veel interessanter kunnen maken. Desnoods had Capcom een hoop collectibles toegevoegd die spelers nóg meer gevechten opleveren. Maar nogmaals: een route van heerlijk gevecht naar heerlijk gevecht is niet écht iets dat we Capcom kwalijk kunnen nemen.
Humor zoals het hoort
Maar dit zijn eigenlijk maar kleine minpuntjes. Zoals gezegd is de actie ongekend goed, dus ik kan best over het looptempo en het simplistische leveldesign heen kijken. Wat de boel nog beter maakt, is dat de graphics en het geluid op en top verzorgd zijn. Grafisch ziet de game er fantastisch uit en het geheel draait ook nog eens prima op mid-range hardware. Devil May Cry 5 is gebaseerd op de Resident Evil-engine, die eerder al bewees het prima te doen voor de Resident Evil 2 Remake. Ook deze game van Capcom staat als een huis.
Ook het geluid is perfect opgezet. Natuurlijk, het zuid-Amerikaanse accent van de Rico is wat aan de slappe kant, maar dit past eigenlijk wel perfect bij haar personage. Ook is de muziek lang niet de beste die je ooit zult horen, maar hij past perfect bij de situaties die het spel je voorschotelt. Alles past precies in elkaar; Devil May Cry 5 ademt daardoor over-the-top-actie en steekt dat absoluut niet onder stoelen of banken.
Dit uit zich ook in cutscenes die heerlijk cheesy zijn, met one-liners van de bovenste plank en heerlijk droge humor. Regelmatig betrapte ik mezelf erop met een brede glimlach aan mijn pc te zitten, waarbij ik vaak ook regelrecht in lachen uitbarstte. Het verhaal en de bijbehorende cutscenes zijn zó droog dat het simpelweg niet uitmaakt wat ze vertellen. Ik bedoel maar: in een vroege cutscene steekt Rico de nodige sigaretten op, uiteraard weer op compleet over-the-top manieren, maar wordt uiteindelijk gemeld dat de game het gebruik van tabak niet wil stimuleren. Bedoeld of niet, dit is de droge humor die je kunt verwachten in Devil May Cry 5.
Conclusie
Met Devil May Cry heb je altijd al geweten waar je aan toe was: over-the-top-maar-ernstig-brute-actie, cheesy cutscenes en een lineaire ervaring. Is dat erg? Absoluut niet! De combat is zó vloeiend dat je het Capcom direct vergeeft dat het verhaal niet behoort tot de beste narratieven van het jaar. En daarnaast is er ook geen ijzersterk verhaal nodig om een glimlach op je gezicht te toveren. Humor bereikt precies hetzelfde, als die op de juiste manier wordt ingezet. Devil May Cry 5 weet humor, graphics, geluid en gameplay perfect te combineren tot een heerlijke hack-and-slash-game, die wat mij betreft kans maakt op een nominatie voor Game of the Year.